Een boeiend arrest van het Hof van Justitie rond drie rechtsvragen (HvJ (2e k.) nr. C-394/18, 30 januari 2020):

  1. Het Hof verklaart zichzelf bevoegd omtrent partiële splitsingen, ook al vloeien die eigenlijk niet voort uit de Europese richtlijnen en is het Hof sensu strictu niet bevoegd, omdat er door de nationale wetgever geconformeerd wordt aan de richtlijn en het Hof dient te waken over een uniforme toepassing ervan (cf. Leur Bloem);
  2. het niet (tijdig) instellen van de specifieke sancties na splitsing, belet niet dat nadien nog een actio Pauliana kan ingesteld worden om de overdracht van vermogen niet tegenstelbaar te maken aan de eisers-schuldeisers;
  3. dit wordt niet uitdrukkelijk bevestigd maar mogelijk is het volgens het Hof wel niet mogelijk om op basis van het algemene vennootschapsrecht de nietigheid van de splitsing te vorderen, als de specifieke nietigheidsprocedures voor splitsing niet zijn gevolgd.