Een voorbeeld van een inmiddels klassiek procédé, zij het dat de investeerders blijkbaar ook de keuze hebben om geen vruchtgebruik te vestigen (onder btw) maar wel een persoonlijk recht (vrijstelling van btw), terwijl er dienaangaande geen melding wordt gemaakt van het issue van fiscaal misbruik.

Het klassieke mantra wordt dienaangaande herhaald, meer in het bijzonder omtrent de beperkingsregels inzake aftrek van voorbelasting (o.a. niet meerekenen van de vergoeding van de grond, de impact van indexatie – en verbrekingsclausules, de automatische verlenging indien de 97,50% drempel niet wordt gehaald, …

Er wordt wel niet duidelijk geponeerd of de berekening op actuele of nominale basis moet gebeuren. Evenmin wordt verduidelijkt of de grond (in casu een erfpachtrecht) en het gebouw (in casu volle eigendom) allebei onder btw gevestigd dan wel het ene onder registratierechten en het andere onder btw (allicht is het eerste toegepast) (Voorafgaande beslissing nr. 2019.0774 van 22 oktober 2019).