In casu worden bepaalde onroerende goederen (maar niet alle, het betreft professioneel aangewende onroerende goederen terwijl de privaat aangewende onroerende goederen niet worden geschonken) ingebracht in een vennootschap, waarna de aandelen van deze vennootschap worden geschonken aan de dochter van de schenkers (die ook voor de vennootschap werkzaam is). Drie dagen later overlijdt een van de schenkers. De administratie ziet hier fiscaal misbruik in, aangezien de zware schenkingsrechten op onroerend goed zijn vermeden. Het Hof van Beroep geeft de belastingplichtige echter gelijk, aangezien deze aantoont dat er belangrijke redenen waren dan dat (investeringsplannen) die een inbreng in de vennootschap noodzakelijk maakten. Het blijft dus een pure feitenkwestie (HvB Gent 17/12/2019).