Boeiende en unieke rechtspraak omtrent de feitelijke vraag of er een gelegenheidswaarde was (ja) en of dat even veel bedroeg als de belastingplichtige voorhield (nee). De belastingplichtige meent dat er geen sprake kan zijn van een voordeel van alle aard aangezien de rol als aandeelhouder groter en belangrijker is dan die van bestuurder. Het Hof gaat hier niet mee akkoord (Gent 5 maart 2019)