In casu werd kostenaftrek geweigerd omdat:
a) bezoldigingstheorie onvoldoende aannemelijk kon worden gemaakt en
b) de realisatie van de meerwaarde (op 88,00% in volle eigendom aangehouden onroerend goed) te algemeen en onvoldoende concreet wordt geacht (o.a. door hogere investeringskost, lagere waardering in echtscheidingsakte, geen praktijk in woning, …)
(Gent 12 januari 2021, 2019/AR/1897). Bespreking in Fiscoloog.

Een extra geval van hetzelfde als hierboven waarbij er op gewezen wordt dat het afschrijven op het onroerend goed maakt dat de meerwaardetheorie niet echt aannemelijk is.
(Hof van Beroep Gent 23 mei 2023 rolnr. 2022/AR/396)