Deze kwalificatie steunt op het feit dat de inkomsten niet zozeer komen uit het onroerend goed dat de concessiehouder mag oprichten krachtens een verkregen afstand van recht van natrekking, maar vooral uit exploitatie. Dit maakt dat de inkomsten van roerende aard zijn en dat het gaat om een concessie, waardoor de concessiehouder verplicht is roerende voorheffing in te houden op de inkomsten die worden betaald.
(Tijdschrift voor Fiscaal Recht, T.F.R. 656, februari 2024, pagina 202 – 2010 Cass., 29 september 2023 + Noot)
0 reacties